De Haukes

Bij aankomst op het eiland kwam men aan te De Haukes. Omstreeks 1850 stonden daar slechts enkele huizen, pas in 1889 wordt De Haukes voor ’t eerst in de volkstelling met 15 huizen en 124 bewoners genoemd. Toch moet De Haukes als buurtschap al eeuwen oud zijn, want Jan Jansz. Dou tekent op zijn kaart uit 1681 ‘Haukes’ met vier huizen.

Uit het doopboek van ds Nanning Berckhout, predikant van Hippolytushoef en Westerland van 1681-1705, blijkt dat er tenminste drie gezinnen op de Haukes wonen.De Haukes is als beginpunt van het boek over verdwenen boerderijen gekozen, omdat het vroeger de aanlegplaats was van de postboot, die zorgde voor verbinding met het vaste land. De postschipper zorgde uiteraard voor het overbrengen van post, maar ook van personen en kleine vrachtjes. Bij beide aanlegplaatsen was een café, aan De Haukes was en is dat “De Postboot”, in Van Ewijcksluis was dat “Het Veerhuis.”

De postboot kreeg een goede aanlegplaats nadat in 1892 De Haukes een haven heeft gekregen. Daarvoor legde hij aan bij de dijk en moesten de passagiers bij goed en slecht weer over de dijk klauteren. Voor de vrouwen met de lange rokken in die tijd geen sinecure. In de winter, als er ijs lag op dit deel van de Zuiderzee, werd de postboot vervangen door een sloep met slee-ijzers eronder. Na de bouw van de Amsteldiepdijk van Anna Paulowna naar Wieringen in1925 is de taak van de postboot over genomen door wegverkeer. Aan De Haukes zijn twee boerderijen gevonden waar duidelijke gegevens van bekend zijn. Er stonden wel meer huizen die de vorm hadden van een boerderijtje, maar daar is niet duidelijk van terug te vinden of er ooit geboerd is.

Fragment uit 'Leven en werken toen Wieringen nog een eiland was', herinneringen uit de jaren 1900 - 1925 door C. Metselaar:

Niet ver van het kleine huis van Teun Bakker eindigt de dijk, langzaam hellend, in het hoge land. Een steenglooiing is genoeg om de stormen van de Zuiderzee te trotseren. Voorbij de Rooie Keet (de bushalte vlakbij Lutjestrand herinnert nog aan deze keet) ligt weer een stuk dijk van basaltblokken, aansluitend op het hoge land van Quarantaine.

Poelweg - de Haukes op Wieringen. Met zijn handen onder de kin zit Kees wat in de vete te staren, mijmerend over thuis. Wat zou moeder, aan de andere kant van het water, nu doen? Waar zou vader nu rijden met dat wilde paard? In de verte ziet hij de boot die hem naar Wieringen bracht, naar van Ewijcksluis varen. Hoog spat het water op tegen de boeg, een zilveren streep van schuim laat het schip achter zich.

Om de Noord vandaan komen vissersaakjes aanvaren. De volle zeilen bollen in de wind. De scheepjes voeren een zware last mee. Vanmorgen zijn ze de haven van De Haukes uitgevaren, naar Lombok, Stompe, de Zuidwal of de Lutjewaard. Het zeegras stond er prachtig bij, Het weer was goed, zodat hele velden tegelijk gemaaid konden worden. Nadat de aken voor anker gingen, was het eerste werk het uitzetten van een net zodat het gras niet kon wegdrijven. Met broeklaarzen aan, die reiken tot onder de armen, stappen de mannen in het water, de enorme zeis en strekel bij de hand. Wind of getij zorgen ervoor dat het wier tegen het net aan drijft. Als er genoeg gemaaid is, begint het binnenhalen van het gras met grote haken. Zo varen de schepen steeds weer naar huis, het zeegras netjes opgestapeld aan boord. Zwaar werk allemaal, waarna een 'mok koffie met suuker en een stik roggebrood met spek' er wil in wil. Om beurten staan de mannen daarom aan het roer.

Kees loopt hard terug naar huis om straks op tijd te zijn als de schepen de haven binnenkomen. De schepen winnen de wedstrijd, als hij bij de haven komt is er al veel te zien. Het zeegras wordt op boerenwagens geladen en naar een stuk land in de koog gereden. Daar wordt het uitgespreid om af te sterven en te drogen. Het wier dat door het zeewater veel zout bevat wordt daarna in een sloot geworpen om uit te verzen. Hier krijgt het de mooie zwarte kleur. Het drogen gebeurt weer op het land. tenslotte wordt het opgeborgen in de vele kapschuren die Wieringen rijk is. Het Wieringer zeegras, dat bekend stond om zijn kwaliteit, was bestemd voor de uitvoer naar verre landen. Het zeegras werd gebruikt voor matrassen, stoelen, banken, bij de stoffering van rijtuigen of spoorwagens, enzovoort.