© 1989 - 2024
In 1847 wordt de Polder Waard Nieuwland ingedijkt. Acht honderd bunders Zuiderzee worden drooggelegd. Er wordt f 5.- per bunder betaald, in totaal f 4000.-. Op een kaartje van 1869 staan 6 boerderijen, namelijk Westhoeve, Bouwlust, Veldzicht, Middelhoeve, Kaapzicht en Oosthoeve. Op de boerderijen wordt hoofdzakelijk geboerd door boeren uit Groningen, Friesland en Drenthe.
Maar laat ons nu het oog naar de polder keren,
Die lange niet voldoet aan ieder zijn begeren,
Want schoon hij doorgaans wel tamelijk vruchten draagt,
Vindt men toch menig boer die vrij wat kermt en laagt,
Want daar een ieder haast teveel heeft te bemesten
En ’t land niet blijft in staat, zo moet vanzelf te leste
De groeikracht houden op en ’t telen is gedaan.
En men oogst distelen in plaats van kostbaar graan.
Ook heeft deez’ polder een gebrek nog op zichzelve
Daar men geen welbron vindt, hoe diep men ook mag delven,
Hoe diep men graaft of boort, het water blijft er brak,
‘t Welk voor de eigenaar is een schrikkelijk ongemak.
En mocht dit land weleer veel werk en brood nog geven,
Zodat de arbeidsman nog tamelijk wel kon leven,
’t Is nu veranderd daar ’t land al wordt te oud
En ieder boer zijn land met knechten onderhoudt.
Deez’ polder, vroeger zee, sinds zestiendrieëntachtig,
Zoals een oude kroniek mij thans nog maakt indachtig.
Toen werd dit vruchtbaar land verzwolgen door de zee
En nam in zijne vaart de kudden en have mee.
En zo men, wat mij eens verhaald werd, mocht vertrouwen
Had men destijds de dijk gemakkelijk kunnen houwen
En heel wat vruchtbaarheid was dan gewis gespaard,
Maar ’t schijnt toentertijd de moeite niet eens waard.
En eer wij verder gaan, zo moet ik niet vergeten,
Dat deze polder wordt Waard Nieuwland geheten.
En daar men heel dit land zeer vlak en effen vindt,
Vindt men dat hij in ’t schoon van ’t oude land steeds wint.
En daar wij nu genoeg van deze polder weten
Gaan wij langs de oude dijk het Koningspad betreden.
De nieuwe polder links en rechts de Stroeërkoog,
Waar ook een molen staat om ’t land te houden droog.
En langs de Burge gaan wij Koningsweg betreden,
Deze weg heeft zeker een rijk en schoon verleden
En was eertijds de weg der koningen misschien
En is door ’t Nieuwland heen nog duidelijk te zien.
Nu gaan we door de Elft, in t’ grote dorp wat rusten
En wie ons volgde op reis, zal zeker wel wat lusten.
Nu is hier wel te koop, al wat gij maar begeert,
De kastelein schaft raad, zo gij maar commandeert.
Jan de Rijmer, Jan Bakker landman van de Gest (1831-1922)
Lees meer over de dorpen en buurtschappen op Wieringen, lees meer...