© 1989 - 2024
De verdwenen boerderij van Sijmon Keijzer Noorderbuurt 4 en 6 Westerland
vroeger Noordgesterweg
Noorderbuurt - In 1828 is Sijmon Keijzer, ligterschipper te Nieuwe Diep, later landman te Wieringen de eigenaar van huis en erf. In 1874 verkoopt hij het bedrijf aan Jacob Evertsz. Baijs, werkman te Wieringen. Een jaar later, 1875, wordt het overgeboekt op naam van Jacob Cornelisz. Baijs, arbeider te Wieringen. De volgende eigenaar is Abraham Dirksz. Doves, visser. Hij verkoopt in 1890 aan Johannes Teunisz. Takes, koopman en particulier. In de periode van deze eigenaar wordt het een bekend wierpakhuis.
Op Wieringen wordt zeegras wier genoemd. Daar wordt begin 1900 een levendige handel in gedreven, waar Johannes Takes flink aan verdiend heeft. Rond 1918 worden diverse pakhuizen voor dit doel gebouwd. Johannes gebruikt daar de schuur van de boerderij voor.
Hij verkoopt het pand aan Benjamin J. Gelder, koopman te Amsterdam. Hij is één van de bekende zeegrashandelaren. Delen van het pakhuis worden verhuurd aan verschillende zeegrasproducenten. In de wierschuur wordt het zeegras meestal geperst tot balen van 50 kg. De verkoop vindt plaats per 100 kg. Het zeegras gaat in zulke balen de hele wereld over. Het wordt gebruikt als vulling voor matrassen, stoelkussens, kussens in kerkenbanken, isolatiemateriaal tussen muren van huizen en ook als verpakkingsmiddel in de aardewerkindustrie.
Johannes Takes heeft zijn levensloop beschreven. In 1937, toen was hij 72 jaar, heeft hij een geschriftje het licht doen zien. Dit geschriftje is inmiddels in boekvorm uitgegeven en te koop bij de vereniging.
In 1901 is voor de hoeve een woonhuis gebouwd. De eerste steen werd gelegd door Teunis en Cornelia Takes, kinderen van Johannes. Zijn vrouw heeft daar een winkeltje ingericht. Johannes was een handelaar in hart en nieren. Toen in de buurt een walvis aanspoelde, heeft hij het kadaver van zijn spek ontdaan en er traan van gekookt. Dat verkocht hij dan weer. De botten zijn ter plekke begraven.
Pieter Mulder en Jan Bais kopen het bedrijf in 1944. Volgens gegevens van Wim Vermeulen is het pand in 1970 door brand verwoest. Het woonhuis is blijven staan en is nu een dubbel woonhuis. Het dubbel woonhuis staat er nog en werd bewoond door Pieter Keijzer, Noorderbuurt 4. Hij is in 2005 overleden. Pieter Mulder Czn woont (in 2006) op Noorderbuurt 6.
Een aantal citaten uit het boekje Johannes Takes, wierhandelaar te Wieringen
Wieringen, 17 september 1937.
In dit boek wil ik trachten mijn levensloop te beschrijven. Ik was de jongste van de zeven kinderen en wel vier broers en drie zusters. Ik behoor onder de vier broers en mijn naam is Johannes Takes Tz. Mijn vader was visscherman en ook slachtte hij varkens bij boer en burgers, waaraan hij verdiende 60 cent voor ieder varken. Vader was niet sterk, hij leed aan astma en is op 63-jarige leeftijd overleden. Moeder was een grote sterke vrouw, maar leed aan hoofdpijnen. Zij is overleden op 79-jarige leeftijd. Ook ik leed erg aan hoofdpijnen. Vader had ik met mijn 14de jaar verloren. Omdat mijn vader en broeders allen op zee hun brood verdienden moest ik ook op zee alhoewel ik er geen zin aan had. Ik moest op 14jarige leeftijd met mijn broeders mee en die waren niet aardig voor mij. Ik was ook niet gelukkig op zee. Op mijn 14e jaar, op mijn verjaardag, maakten mijn broer Willem en ik al een heel slechte reis vanaf Hindelopen, waar wij geweest waren om het schuitje op te knappen. Op zondagmorgen 5 uur voeren wij de haven uit. Het weer wier (werd) al slechter en liep uit op storm, zoodat wij op levensgevaar te elfder weer in de haven van Hindelopen terug kwamen. Een wonder dat we niet zijn verongelukt.
Een half jaar daarna waren Willem en ik aan het botvisschen en toen beliep ons al weer een storm. Wij moesten toen voor anker, de ketting brak, zoodat het stormanker en kabel uitgebracht moesten worden wat lang niet gemakkelijk was. Wij geraakten op diep water waar de zee erg woest was, zoodat wij de gehele nacht op moesten blijven om te pompen anders geraakte het schuitje onder water en liepen wij erg veel gevaar te verdrinken. Maar wij hebben het schuitje er toch boven gehouden. Het was echter een barre nacht en zoo beleefden wij wel meer van die barre reizen. Ook nog met mijn broer Jacob op eene nacht op twee uur geraakten wij in het ijs. ‘s Nachts om 3 uur zijn we begonnen te tobben tot middags 3 uur. Toen hadden wij het Woudtstrand aan Wieringen bereikt. De stukken ijs hingen mijn broer aan de baard en voorts was het gehele schuitje ijs en wij ook. En veelal trof ik zulk slecht weer in mijn jonge dagen: het was dus niet te verwonderen dat ik geen zin had in het zeemansleven.
Handel dat was mijne zin
Ik was 6 jaar toen ik van mijn zondagscenten er 140 had overgespaard, wat lang had geduurd daar wij nooit meer kregen van Moeder als 1 of 2 cent. Maar toen ik er dan 140 had gespaard, kocht ik daarvoor eene kist cigaren van 100 stuks. De cigaren waren niet duur. Toen ik thuiskwam met cigaren, stonden de gezichten niet mooi. Wat ik toch met cigaren moest doen? Ik mocht toch niet roken (wat ik nu op mijn 72e jaar nog niet doe) en ook hoe ik aan geld kwam? Ik legde dat uit en zegde dat ik die cigaren wilde verkopen aan mijn oudere broers en hun kameraden. Dat was goed.
Na verloop had ik aan die cigaren 19 guldens verdiend. Ik vroeg toen aan vader of ik een ton teer mocht kopen om ook weer te verkopen. Alweer moest ik uitleggen waar ik het geld vandaan had. Ik legde uit dat ik het geld had verdiend aan de cigaren en toen mocht dat ook. En evenslater verkocht ik ook koolteer dat wier gebruikt om onder de schuitjes te smeren. Alzoo konden mijn ouders wel zien dat de handel mijn zin was. Maar er viel niet aan te denken, ik moest tegen mijn zin naar zee. Voor handel was dan ook geen geld en geen kennis. Ik moest op de zee blijven en heb veel slechte reizen mee gemaakt. Toch was altijd mijn gedachte: “als ik eenmaal de jaren heb om te trouwen dan wil ik van de zee af en in de handel”. De handel in cigaren en teer wier doorgezet. Als ik niet thuis was verkocht mijn zuster voor mij………..
………… Maar eer de winter om was hadden wij ook nog enige handel gedaan in veevoerder die ik onderbracht bij mijn Moeder. Daar die kort bijwoonde en ook dat begon wat te verkopen. Toen ‘t maart was, moest den heer Jan de Wit van Alkmaar komen van wie wij ons vee-voerder hadden. Wij zaten in groote verlegenthijt, daar De Wit 1400 gulden moest hebben en wij bezaten er 1000. Dat was wel geen achteruitgang, aangezien wij twee varkens in het hok hadden die gemest waren van dat graan. Ook was er nog voorraad en waren wij nog tegoed van boeren daar ze niet dadelijk betaalden. Maar wij zaten leelijk in de prut. Evenwel kwam het goed af omdat De Wit er genoegen mede nam. Die vond het niet erg en wij bestelden opnieuw.Toen er zes weken verlopen waren en wij die 400 wel bijeen hadden, stuurden wij het niet op, wat dom was. Maar wij dachten als we 6 of 700 hebben, zullen wij dat opsturen……….
…… Hulp in de handel met schrijven of verkopen hadden wij nooit. Alles deden wij zelf, de Vrouw en ik, totdat de kinders van school kwamen. Eerst Teunes en toen Cornelia. Toen hadden wij mooi ieder een hulp en ze deden goed hun best. Ook lieten wij in de herfst en winter om de 14 dagen een of twee varkens slachten. Het vlees verkochten wij dadelijk en het spek zoutten en rookten wij en verkochten dat in de winkel. De menschen namen heel graag het spek van ons. Meestal kwamen wij tekort……
…. Maar nog had ik meer handel in mijn hoofd. Er was toen veel zeegras gemaaid en gevischt. Dat gevischte was een vrije handel. Ik had steeds in gedachten om daar in handel te doen. Maar ik wist geen adressen en ook was er geld voor nodig. Wel hadden wij geld overgespaard, maar de handel in zeegras nam nogal veel geld…….
….. Ik kocht zeegras en liet dat in balen persen voor 50 cent. Na verloop hadden wij 200 halen bijeen. Nu had ik een kennis in Harlingen, een manufaktorier, waarvan ik ook wel eens wat lappen kocht om te verkopen. Die schreef ik of hij 200 balen zeegras wilde kopen en dat lukte. Ik verdiende daaraan 25 gulden wat mooi was. Wij gingen verder met kopen en persen. Opeens kreeg ik aanvragen uit Antwerpen. Opeens kreeg ik een aanvrage vanuit Antwerpen. Hoe die heer aan mijn adres kwam, heb ik nooit geweten. Ook hem verkocht ik 200 balen maar dat kwam slecht af. Ik stuurde die 200 balen naar Antwerpen en toen kwam er bericht, het zeegras was voor Duitschland bestemd. Heb er hier geen plaats voor. Wat er mee te doen? Daar zat ik lelijk me aan de grond, maar ik telegrafeerde terug. Zeegras volgens afspraak verzonden. Gelukkig was die man wijzer als ik en stuurde ze vandaar naar hun bestemming. Er kwam toen 50 gulden extra kosten bij. Weg was mijn winst, maar toch een goede leer. Ik had moeten afwachten totdat hij mij opgaf waarnaar ik het zeegras moest sturen. Alhoewel spoedig kwam er bericht 200 balen af te sturen naar gebr. Setrien en toen kwam het goed. Ik had een buurman, die een grote oude schuur had staan, en die buurman zegde: “u kunt wel zeegras in de schuur laten persen”. Dat leek mij goed daar het kort in de buurt was. Maar nu moest ik een pers, schalen en gewichten kopen. Er was een concurrent die wilde zijn pers verkopen. Ik kocht die pers voor 175 gulden en plaatste die in de schuur van buurman. Maar al gauw was de schuur vol…...
Het boekje met het hele levensverhaal is net als het boek Verdwenen boerderijen verkrijgbaar via de webshop, naar de webshop…
Detail Westerland 2 boek Verdwenen boerderijen, uitgegeven in juni 2006
D 279, D 887, D 1273, E 421, E 1207 Gebouwd voor 1832, boerderijvorm al voor 1939 verdwenen. In 1828 is Sijmen Keijzer. ligterschipper te Nieuwe Diep, later landman te Wieringen, eigenaar van huis en erf op dit perceel. (In 1859 stichting van??) In 1874 verkoop aan Jacob Evertszn Baijs, werkman te Wieringen. In 1875 "overboeking" naar Jacob Corneliszn Baijs, arbeider te Wieringen. In 1887 volgt verkoop aan Abraham Dirkszn Doves, visser. In 1890 wordt verkocht aan Johannes Teuniszn Takes, koopman en particulier.In de jaren tot 1918 worden diverse pakhuizen gebouwd. In 1918 koop Benjamin Jacob Gelder, koopman te Amsterdam het geheel. In 1923 wordt de eigendom ingebracht in een vennootschap: Nederlandsche Zeegras Industrie Amsterdam, v/h B.J. Gelder (NV). In 1944 wordt verkocht aan Pieter Mulder en Jan Bais.