Historische Vereniging Wieringen
Opgericht 17 mei 1989
Hippolytushoef, Den Oever, Oosterland en Westerland zijn de vier dorpen op het voormalige eiland Wieringen. Verder heeft het voormalige eiland enkele buurtschappen: de Haukes, Noorderbuurt, Noordburen, Quarantaine (Dam), Hollebalg, Hoelm, Oosterklief, Westerklief, (Hoge) Elft, Stroe, Smerp en Vatrop. De polder Waard Nieuwland is een, aan de zuidkant gelegen, ingedijkt (in 1846) deel van Wieringen.
De kern van het eiland bestaat uiteen ongeveer zuidwest - noordoost lopende golvende (keileem) rug aan de noordzijde. Ten zuiden ervan liggen de kogen, het laagland, enigszins schotelvormige gebieden. De kogen werden - evenals de zwak ontwikkelde lage keileemrug van De Haukes - tegen de zee beschermd door middel van wierdijken. Van ouds her is de beplanting schaars waardoor er een open karakter is ontstaan.
Grote veranderingen komen op Wieringen als gevolg van de Zuiderzeewerken. Na de stormramp in 1916 waarbij de Zuiderzeedijken op verschillende plaatsen doorbraken, stond men voor de keuze of de oude Zuiderzeedijken te verzwaren of de Zuiderzee af te sluiten. De afsluiting van de Zuiderzee had zowel positieve als negatieve gevolgen voor een tot dan toe besloten gemeenschap. Er kwamen nieuwe bewoners, die nieuwe ontwikkelingen inbrachten, dat was wennen maar werd positief opgepakt. De aanleg van waterleiding en elektriciteit werd zeer bespoedigd, ook de uitbreiding van de dorpen.
Voor de visserij had het grote, minder fijne gevolgen en de dijken aan de noordkant van Wieringen werden op Delta hoogte gebracht. Zo kwam bij het hoge land van Stroe, waar nooit een dijk was geweest een dijk. Bij het Woudstrand, waar voorheen slechts een houten paalscherm stond, werd een zware dijk, de Normerdijk, gelegd. En door de grote toeloop van arbeiders naar de Zuiderzeewerken ontstond er een groot te kort aan woningen op het eiland. Meer weten over Wieringen, bezoek onze webshop...
Informatie over de dorpen en buurtschappen vindt u onder onze homepage 'Historische Vereniging Wieringen'.
Het ontstaan van Wieringen, passages uit het boek Wiringherlant, auteur drs. Jan T. Bremer, uitgegeven 1979
Het antwoord op de vraag wanneer Wieringen een eiland werd blijft: waarschijnlijk bij de stormvloed in 1170. Maar wat ging eraan vooraf?
In de voorlaatste ijstijd, Riss ijstijd, drong het landijs vanuit Scandinavië door tot Texel en Wieringen, Gaasterland en Urk. Toen werden op Wieringen op sommige plaatsen, onder andere bij Noorderbuurt en Noordburen tot 18 meter dikke keileemlagen afgezet. De keileem laag is in de periode erna weer vervormd en ook enigszins verschoven. Toen het klimaat daarna ook warmer werd, was de afsmelting van het landijs tenslotte zo groot, dat het keileem gebied Texel – Wieringen door de zee omspoeld werd.
Hoewel de zee afzettingen uit het Eemtijd, niet werden kwamen dan 10m beneden N.A.P. en het tegenwoordige Lutjestrand (luttel of little betekent klein) pas veel later is ontstaan, zijn er op dit strandje vandaag de dag nog schelpen te vinden van dieren die alleen in die periode hebben geleefd. Het overige strandmateriaal is voornamelijk afkomstig van ‘uitgespoelde’ keileem, het is hoekig, scherp en ongesorteerd.
Tijdens de laatste ijstijd heeft het landijs een grotere uitbreiding gehad en daalde dientengevolge de zeespiegel weer tientallen meters. Toch kwam het landijs in die periode die enige tienduizenden jaren duurde, niet verder dan Noord Groningen. Omdat de zeespiegel in die periode veel lager was, lagen er rondom het gebied Texel – Wieringen uitgestrekte gebieden droog, tot enkele tientallen kilometers ten westen van de tegenwoordige kustlijn.
Wieringen was dus toen bepaald nog geen eiland te noemen. De keileem gronden van Wieringen maakten deel ui van een groot uitgestrekt zandlandschap, doorsneden door talloze geulen, die het smeltwater vanuit het noordoosten afvoerden naar het westen. De lage temperaturen zorgden ervoor dat er nagenoeg geen begroeiing was, wind en neerslag hadden vrij spel. Zo is op Westerland de aanwezige keileem door regen weggespoeld en door de wind weggewaaid, alleen de grotere zwerfstenen zijn gebleven.
In het holoceen tijdperk, zo’n tienduizend jaar geleden, werd het klimaat zachter, de ijsmassa’s smolten en de zeespiegel steeg en het Noordzeebekken vulde zich met water. Ongeveer 5000 jaar voor het begin van de jaartelling was de zee zover gekomen dat West en Noord Nederland grotendeels onder water stonden. De keileem hoogten van Wieringen uiteraard niet. Door de zee werden rondom Wieringen lagen zeezand en zeeklei afgezet, die eerdere begroeiing afdekten.
In het begin van de jaartelling is rondom Wieringen een enorm uitgestrekt veengebied geweest, dat het grootste deel van de tegenwoordige Wieringermeer, de kop van Noord Holland, het Balgzand en de Waddenzee tot aan Vlieland omvatten. Reeds in het begin van de jaartelling was er tevens afwatering van dit veen naar zee. Ontginningen van deze veengebieden hebben geleid tot een snelle aantasting van het veen en een daling van het niveau, met als gevolgd een verhoogde kwetsbaarheid bij stormvloeden.
De doorbraken in de 12e eeuw van de Zijpe, het Heersdiep (tussen Callantsoog en Huisduinen) en het Marsdiep, hebben de overstroming van deze veengebieden tot gevolg gehad, waardoor Wieringen wederom een eiland werd. Samenvattend kan gesteld worden dat Wieringen, samen met Texel en het daartussen liggende gebied, een groot eiland was in de Eemtijd (de warme periode tussen de voorlaatste en laatste ijstijd). Daarna was Wieringen tijdens de laatste ijstijd weer een met de omgeving, want de zeespiegel lag toen zo’, 20 meter beneden N.A.P. Vervolgens kwam de zee in het holoceen tot dicht aan de zuidkant van Wieringen en vormde Wieringen wederom met Texel een groot eiland. Door de groei van het oppervlakte veen was Wieringen vanaf ongeveer 1000 jaar voor de jaartelling weer een geheel met het omliggende vasteland en met de tegenwoordige Waddenzee. Pas in de late Middeleeuwen werd dit veengebied weer door zee overspoeld en ontstond het eiland Wieringen.
Bewoning
In het gebied ten zuiden van Wieringen, de tegenwoordige Wieringermeer, zijn vrij veel vondsten gedaan uit het Neolithicum, maar op Wieringen zelf is dat niet het geval. Ook uit de eerste eeuwen na het begin van de jaartelling zijn er geen vondsten bekend, ook niet uit de Wieringermeer, wel in de omgeving van Schagen en Den Helder. Zelfs uit de vroege middeleeuwen is maar heel weinig schervenmateriaal op Wieringen gevonden. Wel komen er op het eiland kleine stukjes schervenmateriaal voor, dit betekent niet dat dus overal op het eiland mensen woorden, doch veeleer dat men reeds in de late middeleeuwen het huisafval op de akkerlanden bracht als meststof, zoals ook de zeer vele schelpen in de akkers getuigen van een eeuwenlang gebruik van ‘zeemest’. Bij Vatrop zijn een tiental laatmiddeleeuwse waterputten gevonden. De bontstenen sarcofagen op het kerkhof van Stroe, bij de kerk van Westerland en tegen de muur van het kerkje van Oosterland, zijn uit dezelfde perioden.
Koningen en Wieringen
Wieringen wordt verondersteld afkomstig te zijn van het Oudfriese ‘wir’ wat hoogte betekent. Wieringen zou dus zoiets betekenen als: op de hoogte, op de heuvels. En als dat zo is, hoe oud is dan dat Oudfries? Begin van de jaartelling? Of pas vele eeuwen laten, in de tijd van de legendarische Friese koning Aldgisl (+/- 680) die het hele kustgebied, inclusief Zeeland, onder zijn gezag had. Uit deze periode 678/679 komen de eerst geschreven berichten van christelijke zending onder de Friezen. De opvolger van Aldgisl, is de befaamde koning Radboud of Redbad. Op Wieringen wordt graag verteld dat de Koningsweg, die van de Quarantiane naar de Nieuwlandpolder loopt, zo is genoemd omdat deze Radboud altijd gebruik van deze weg maakte om vanuit Medemblik, waar hij geresideerd zou hebben, naar zijn jacht gebied op Wieringen te rijden. De steeds machtiger wordende Frankische koningen werden zelfs keizer, maar de opvolgers van keizer Karel de Grote hebben de Vikingenaanvallen niet kunnen verhinderen. De invallen in deze gebieden zijn geweest tussen 810 en ongeveer 920. Het is aannemelijk dat de kerk reeds in de 8e eeuw, voor de komst van de Vikingen in de Lage Landen, grote bezittingen op Wieringen had: ‘…in Stroe (op Wieringen) liggen 72 hoeven die toebehoren aan godheiligen Maarten, Bonifatius, Willibrord, Liudger, Landbert en aan de koning…’. Het is waarschijnlijk zo geweest dat Stroe een koninklijk domein was. Het gebied verdeeld onder geestelijke instellingen en dat de koning hier zelf een basis behield, vindt waarschijnlijk zijn reden in de ligging van Wieringen langs een belangrijke scheepvaartroute. De koning had hier recht op alles wat aanspoelde en op de schepen die door de storm op de kust geworpen werden. Wieringen sloot in 1284 vrede en de burgers graaf Floris V van Holland aannamen als heer. Het Stadsrecht ontving Wieringen op 10 augustus 1432 van gravin weduwe Margarita. De nieuwe stad omvatte de kerspelen (parochies) Oisterlande, Stroede, Ypolshove, Westerlande. Het poortrecht zal over het gehele land Wieringen gelden.
Beroepsbevolking
De uitslag van de beroepstelling van 1851 gaf aan: 179 boeren, 52 landarbeiders, 32 visser en vissersknechten en 98 overige beroepsbeoefenaren als ambachtslieden, ambtenaren, en handelaren. Hoewel de vissers verspreid over het hele eiland woonden, was er sprake van een zekere mate van concentratie van visserswoningen in Den Oever. De overige beroepsbeoefenaren woonden grotendeels in het centrumdorp Hippolytushoef. Maar in alle dorpen, ook in Den Oever en Hippolytushoef, stonden boerderijen.
Landschap van Wieringen
Wieringen kenmerkt zich door het glooiende landschap en het open karakter. Het is een prachtig gebied om te wandelen en fietsen, mooie kleine, smalle binnen wegen, holle weggetjes, havens, karakteristieke boerderijen, eendenkooien, musea, wierdijk, zicht over de Waddenzee en veel meer. De kern van het eiland bestaat uiteen ongeveer zuidwest - noordoost lopende golvende (keileem) rug aan de noordzijde. Ten zuiden ervan liggen de kogen, het laagland, enigszins schotelvormige gebieden. De kogen werden - evenals de zwak ontwikkelde lage keileem rug van De Haukes - tegen de zee beschermd door middel van wierdijken. Van ouds her is de beplanting schaars waardoor er een open karakter is ontstaan.
Bronnen: Wiringherlant, drs J.T. Bremer; Verdwenen Boerderijen, Boerderijen commissie Historische Vereniging Wieringen; Wandelen over Wieringen, Joh. Oedzes.