© 1989 - 2024
Hippolytushoef - Jan Halfweeg (1910-1978) en zijn vrouw Ger Halfweeg-Scheltus hadden een petroleumhandel. Jan Halfweeg is er op zijn zeventiende jaar mee begonnen. Hij heeft deze zaak samen met zijn vrouw vijfenvijftig jaar gedreven. Later hielpen de twee kinderen, Betty en Jan junior ook mee. Betty regelde de spoedbestellingen en bracht die ook weg.
Jan junior ging met zijn vader mee venten. Na enige tijd had hij genoeg van de petroleum en ging in de bouw werken. Jan senior ventte van omstreeks 1930 tot 1973 in Hippolytushoef met een handkar. Voor de buitenwijken, zoals bijvoorbeeld Westerland, was dat niet handig. Daarvoor had hij een paard en een kar. Het paard en de kar waren gestald in een schuur (boet) naast het huis. Deze boet staat er nog.
In een aanbouw aan het huis stond een apparaat waarmee Jan tien petroleumbussen tegelijk kon vullen. Zijn voorraad zat in twee grote tanken in de grond in de tuin: één tank van 20.000 liter en één van 10.000 liter.
In de oorlog (1940-1945) was de grote tank leeg, niet voldoende petroleum. Door de werking van de grond kwam de lege tank omhoog en stond tenslotte rechtop. Jan Bosker heeft toen deze tank gekocht en weggehaald.
Na de oorlog daalde het gebruik van petroleum. Jan Halfweeg ging fl essen gas verkopen en vaten olie voor tractoren. In 1959 kocht hij zijn eerste vrachtauto: PS-11- 44 en rond 1965 de tweede RS-31-30. Dat werkte natuurlijk beter en vlotter dan met een paard en wagen. De laatste vijf jaar voor zijn pensioen was Jan Halfweeg in dienst bij Rijkswaterstaat. Zo was weer een stukje ouderwetse handel verdwenen.
Petroleum wereld handel
Petroleum werd rond 1890- 1900 goede handel, het werd ook in Nederland een nieuwe industrie. In het Midden Oosten was petroleum al bekend in de oudheid omdat het uit natuurlijke bronnen naar het aardoppervlak opborrelde. De teer werd gebruikt voor het waterdicht maken van schepen en huizen en de olie voor gebruik in olielampen. Eeuwen later ontdekte het Westen deze brandstof. De petroleum lamp deed vrij snel zijn intrede en werd populair en niet veel later, na de Wereldtentoonstelling in Parijs (1900), werd er ook op gekookt en brandde de kachel er op. Op Wieringen werd vrij lang gebruik gemaakt van bijvoorbeeld schapenkeutels maar ook hier kenterde het tij. Naast de kolenboer kwam ook de petroleumman, die met paard en wagen langs de deuren ging.
Door Grietje Wilms-Lettinga, Op de Hὸὸgte 2006