© 1989 - 2024
Den Oever - Mosselinlegbedrijf Riebo’s conserven te Den Oever. Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog voegen de twee jonge ondernemers Riemersma en De Boer de daad bij het woord. Zij richten met hun vestiging onder de naam Riebo de eerste visverwerkende industrie te Den Oever op. Op 6 december 1941 wordt de Hinderwet vergunning afgegeven, het bedrijf bestemd voor het concerveren van vis, kan in werking worden gesteld. Drie weken later wordt de bouwvergunning afgegeven.
Tot dan toe rustte er een blaam op Den Oever, een vissershaven van betekenis waar jaarlijks grote kwantums vis worden aangevoerd maar zonder een visverwerkende industrie. Het bleef daarvoor tot enkele particuliere kleine rokerijen en een paar zouterijen. Deze waren niet op een industrieel doel gericht. Een tekortkoming in een visserijcentrum als Den Oever, waar toch een belangrijke hoeveelheid vis werd aangevoerd maar die niet kon worden verwerkt. Den Oever liep hierdoor achter op andere vissersplaatsen, waar gestreefd werd naar zoveel mogelijk profijt hebben van het eigen product waarmee voor de bevolking een tweede omzet kon worden verkregen. Maar Den Oever kende al een lijdensweg van de plannen rond de oprichting van een garnalendrogerij die door de onzekerheden ten aanzien van de garnalenvangst niet van de grond kwam. Daarnaast waren de inkomsten van de visverwerkende industrie de jaren ervoor geen aanmoeding geweest om een dergelijk bedrijf op te zetten en ontbrak het daardoor aan initiatieven op dit vlak.
Het zijn dan voor Wieringen wel begrensde mogelijkheden maar er is ingesprongen op een braak liggende sector. Het getuigt van inzicht en het bedrijf kan uitgroeien tot een bedrijf waarin praktisch alle soorten vis, die vanaf de afslag komen, kunnen worden verwerkt, zo stelde men. Op voorhand was het inleggen van mosselen de vooropgezette bedoeling. In de daarvoor speciaal gebouwde inrichting, achter de Bakkerstraat en Dijkstraat, zijn al gauw een twintigtal jonge mensen werkzaam.
Derde van rechts, vooraan is Pietje van der Veen-Hegeman. Maar wie zijn de anderen?
Het bedrijf had al snel een gebrek aan glaswerk waardoor het product in kleine vaatjes werd ingelegd en verzonden naar alle windrichtingen in het land. De afzet was groot maar binnen een paar jaar was het, door de tijdsomstandigheden; de Tweede Wereldoorlog, toch gedaan met het visverwerkingsbedrijf. De barak bleef leeg achter. Het visoliebedrijf van de heer Meijer, een chemicus uit Duitsland, wat gevestigd was aan de Zwinstraat nam de barak over. Hij wilde visolie en eiwitten voor medicinale doeleinden gaan maken. Zijn keus was op Den Oever gevallen omdat men voor dit doel bij een visaanvoerplaats moest zijn. De huisvesting aan de Zwinstraat, was inmiddels te klein geworden. In 1943 bleek dat ook dit bedrijf, doordat de energie- en watervoorziening stokten, de deuren moest sluiten. Het glaswerk werd ingepakt en opgeslagen. De MULO school te Hippolytushoef heeft er een groot deel van overgenomen. Voorlopig kwam er een einde aan de aan visvangst gerelateerde bedrijven.
Garnalendrogerij te Den Oever
Rond de jaren ’30 gaan er in Den Oever stemmen op om een garnalendrogerij op te zetten. Deze industrie zou niet alleen het visgebied uitbreiden maar tevens een bron van inkomsten zijn voor vele vormen van werkgelegenheid. Als een nieuwe bestaansmogelijkheid werd het gezien. Het eindproduct was bestemd voor pluimveevoer, om de eierenproductie te verhogen.
Door de afsluiting van de Zuiderzee ging de visserij zienderogen achteruit, de inkomsten uit de haringvangst had zijn beste tijd gehad en de zeegraswinning was in zijn geheel al verdwenen. Texel en Zoutkamp hadden inmiddels al bewezen dat een drogerij rendabel was. Het was aan de vissers om als een man achter het voorlopige bestuur ‘N.V. Wieringen garnalen en vismeeldrogerij’, te gaan staan. Maar uiteindelijk werd het initiatief de kop in gedrukt door beleid van hogerhand.
De eerste serieuze vergaderingen starten in 1936. Er wordt een erfpacht aanvraag voor oprichting aangevraagd. Deze wordt in verband met stankoverlast afgewezen, al scheen de stank niet ongezond te zijn. De gemeente stelt voor een dergelijk bedrijf buiten de gemeentelijke territoriaal te vestigen. Het plan blijft sudderen en in 1937 wordt er een aanvraag gedaan naar het terrein aan de Stontele nabij het Hoofdje maar voor deze plek wordt er bezwaar gemaakt door de Minister van Binnenlandse zaken omdat er geen uitweg zou zijn naar de Rijksweg no 7. Voor locatie 2 tekent het Departement van Defensie bezwaar aan en een derde optie lukte ook niet.
Er wordt gekozen om een drijvende drogerij op te zetten, dit zou naast geen stankoverlast vervoerskosten schelen maar ook dit gaat in eerste instantie niet door. Deskundigen raden dit af maar het wordt toch doorgezet. Er wordt met de Provincie een overeenkomst gesloten om er een voor een seizoen te huren. Het zit dan al niet mee, in november zorgt een harde zuidoosten wind ervoor dat de drogerij kantelt. Het gevaarte wordt gelicht door een pompboot van De Wit’s Bergings- en Transport onderneming uit Rotterdam. Ook komen de eerste secpticie onder de vissers maar waar een wil is, is een weg, zo stelt men. De garnalen worden betrekkelijk dicht bij de haven gevangen en de drogerij ligt in de werkhaven. Mooier kan haast niet.
Inmiddels is wel bekend wat het opzetten van een drogerij gaat kosten, voor de start rekent men 5000 gulden. Dit bedrag zal bijeen worden gebracht via aandelen van 20 en 50 gulden. Er wordt berekend dat met een 20-tal deelnemers de drogerij zou kunnen draaien. De ingestelde Commissie van Onderzoek is intussen, met de vraag of zij de garnalen willen afnemen, al naar de Pluimvee Centrale in Beekbergen geweest. Hierop is positief geantwoord. Ook is de Commissie naar Zoutkamp geweest om twee fabrieken te bezichtigen.
In een gecombineerde vergadering, gehouden in hotel Centraal te Hippolytushoef en onder voorzitterschap van J.J. Tijsen, van de vissersvereniging D.E.T.V en de ‘Motorvissersvereniging Wieringen’, met voorzitter Nan Kaan, wordt op 21 juni 1937 officieel besloten over te gaan tot de oprichting van een garnalendrogerij. Er stemmen 49 mensen voor en 1 tegen. De nieuwe garnalendrogerij zal niet meer op een schip worden ondergebracht maar bij de Stonteledijk, nog net in de Oeverkoog. De Storkfabriek in Hengelo zal de machine leveren maar geeft daarbij meteen aan dat met het drogen van gras en lucerne de machine een stuk productiever zou zijn dan alleen met garnalen.
Er komt een proef op de som, een aantal vissers zijn met de garnalenvangst bezig geweest en het bleek ongeveer zes weken lonend te zijn. Daarna werden de vangsten minder en het enthousiasme daalde. De stemming werd bedrukt, de verwachtingen werden bijgesteld. Zou de garnalen industrie voor Wieringen dan toch gedoemd zijn te mislukken? Het werd door een enkeling al een wankele bedrijfstak genoemd. De verdelging van de garnaal om er eendenvoer van te maken, wie doet zo iets? En dan de financien, die altijd meer zijn dan verwacht. Het startkapitaal van 5000 gulden wordt beschikbaar gesteld door B&W Wieringen. Deze ziet toekomst voor de industrie en verwacht een sluitende exploitatie. Al wordt het geheel door een aantal raadsleden werkverschaffing genoemd maar dat is altijd beter dan werkloos. Als voorwaarde wordt gesteld dat de Gemeente als eerste deelt in de winst. Het lijkt allemaal rond maar alle goede bedoelingen en inzet strandden op de goedkeuring van hogerhand. In april 1939 valt het besluit: de garnalendrogerij gaat niet door. Van overheidswege wordt gewaarschuwd tegen de risico’s dat de fabriek zou moeten worden gesloten door gebrek aan consumptie garnalen. Dit is de liquidatie van de garnalendrogerij, aldus het bestuur.
Door Gea Klein - Hamming